Cobra kunst: 'People, Birds and Sun 1954 Karel Appel'
De revolutie van de Cobra Kunst
Ontstaan van de Cobra beweging
Op 8 november 1948 werd de Cobra-beweging officieel in Parijs opgericht door een internationale groep jonge, experimentele schilders. Als gevolg van de afschuwelijke tijd in de Tweede Wereldoorlog, moest er haast wel een tegenreactie komen in de vorm van vreugde, geestelijke en artistieke vrijheid en spontaniteit.
Cobra werd opgericht als een internationale beweging van jonge, vooruitstrevende kunstenaars voornamelijk afkomstig uit Denemarken, België en Nederland. De naam CoBrA was gebaseerd op de namen van de hoofdsteden van die landen: Copenhague, Bruxelles en Amsterdam. Dit alles op zijn Frans geschreven, want Frans was de voertaal van de beweging.
Cobra Kunst; bijeenkomst van Cobra Kunstenaars zoals: Karel Appel, Constant en Corneille
Een aantal van de Cobra schilderende leden, zoals de Belg Pierre Alechinsky, de Denen Asger Jorn en Carl-Henning Pedersen en de Nederlanders Karel Appel, Constant en Corneille, verwierven grote internationale bekendheid als Cobra kunstenaars.
De werkwijze en de maatschappelijke ideeën van deze groep zouden zich zelfs na 1951 verder ontwikkelen en een lange nawerking hebben in vele Europese landen.
Uitgangspunten van de Cobra Beweging
De oprichters van Cobra verschilden nogal in hun ideeën over de betekenis van Cobra. Voor sommigen lag die betekenis in Cobra’s bijdrage aan schilderkunstige ontwikkelingen. Voor anderen hield Cobra absolute vrijheid in en voor weer anderen was de samenwerkingen tussen de leden en de kruisbestuiving tussen dichters en schilders juist het uitgangspunt. Eén ding is zeker: over de betekenis van Cobra heeft nooit eensgezindheid bestaan. Het karakter en de dynamiek van Cobra werd misschien juist wel bepaald en versterkt door de tegenstellingen en onenigheden tussen de leden onderling.
Geesteszieken en kinderen
De Cobra-kunstenaars verlangden in hun werk een vrije en spontane uitdrukkingswijze te bereiken, waarbij zij terug wilden keren naar de bron van 'het scheppen'. Zij lieten zich vooral inspireren door de 'pure' tekeningen en schilderijen van kinderen en geesteszieken.
En ook het eigen handschrift werd als als meest persoonlijke uiting beschouwd en van daaruit zelfs de Oosterse kalligrafie. Daarnaast zagen zij de in het begin van de 20e eeuw opererende schilders Pablo Picasso, Paul Klee, Joan Miró en Wassily Kandinsky als grote voorgangers in de moderne kunst.
Kunst voor en door iedereen
De Cobra werkwijze was gebaseerd op de ideeën van Karl Marx. De theoretici van de Cobra groep (Jorn, Christian Dotremont en Constant Nieuwenhuys) richten zich op een nieuwe maatschappij waarin de kunst niet alleen vóór iedereen zou zijn maar ook dóór iedereen zou worden gemaakt. Wanneer eenmaal de esthetische normen van de klassenmaatschappij zouden zijn afgeworpen, zou de natuurlijke drang tot expressie los kunnen breken en een alomvattende volkskunst doen opbloeien.
Kunst en leven zouden één worden. De theoretici meenden met die werkwijze én vanuit hun marxistische visie, de weg te openen voor de kunst van een komende maatschappij. Daarin zou iedereen in de gelegenheid zijn zich creatief te uiten waardoor er een nieuwe 'volkskunst' zou ontstaan.
Cobra taal
Ondanks dat de theoretici van de groep daartegen waren ontstond er binnen de kern van deze multidisciplinaire groep, vooral bij de schilders, door onderlinge beïnvloeding een Cobrataal of -stijl.
Deze ‘taal’ ontwikkelde zich ook na het beëindigen van de beweging verder en had grote internationale invloed. Ook de utopische maatschappelijke denkbeelden van Cobra vonden een voortzetting in weer nieuwe bewegingen.
Cobra kunst van Corneille, Vis, 1950. Collectie Stedelijk Museum Schiedam
Surrealisme en de 4 elementen
Ook het surrealisme was van fundamentele betekenis voor Cobra, hoewel men zich daar ook weer tegen afzette. Zo bracht Jorn in het eerste nummer van Cobra onder meer naar voren, dat Cobra voor het psychisch automatisme van het surrealisme experiment en spontaniteit in de plaats stelde.
Voor hun werkwijze, waarin zij zich overgaven aan het materiaal dat zij onder handen hadden, vonden sommigen een bevestiging in de theorieën van de Franse filosoof-psycholoog Gaston Bachelard die de vier elementen (vuur, lucht, water, aarde) als de grote bron voor de menselijke inspiratie had aangewezen.
De typische uiterlijke kenmerken van Cobra kunst
Cobra wordt in het algemeen geassocieerd met kleurrijke, expressief-spontane schilderkunst, die nog lang invloed heeft gehad. CoBrA heeft een paar duidelijke kenmerken. De schilderijen bestaan bijna altijd uit vrolijke en felle kleuren. Meestal zijn de kleuren onvermengd. Hierdoor vallen de schilderijen erg op. Het doel van de kunstenaars is een humoristisch en vrolijk geheel te krijgen.
De schilderstijl van de Cobra is grofweg in te delen in twee delen. Of ze maakten een afbeelding met duidelijke lijnen zodat de figuren goed te zien waren, of de lijnen zijn onduidelijk en erg warrig getekend. Door een warrige, abstracte afbeelding te maken, ziet ieder individu iets anders in het werk.
De kunstenaars lieten zich vaak inspireren door de volkskunst, mythen, de natuur en kindertekeningen. Vaak bestaan de kunstwerken uit maskers, fantasiefiguren en dieren. De kunstenaars begonnen vaak te schilderen zonder dat ze echt wisten hoe het eindresultaat er uit kwam te zien. Voor veel aanhangers van CoBrA was ook Juan Miró een groot voorbeeld. Door zijn speelse manier van tekeningen, zorgde hij voor een kinderlijk en vrolijk effect.
De Cobra kunstenaars schilderden direct en spontaan. Net als kinderen wilden zij zonder vooropgezet plan werken en met veel fantasie en kleur. Zij zetten zich af tegen de regels van de kunstacademie en streefden naar een ongedwongen kunst. Ook probeerden zij allerlei materialen uit. Het experiment stond voorop. Vooral de Deense Cobra kunstenaars waren al ruim voor de oorlog aan het experimenteren.
Cobra in Nederland
Op 16 juli 1948 richtte Constant samen met o.a. Karel Appel en Corneille de ‘Nederlandse Experimentele Groep’ op, die op 8 november 1948 overging in de Cobra groep. De Nederlandse leden, Karel Appel, Corneille en Constant zouden daarna het gezicht van de naoorlogse Hollandse schilderkunst voor enkele decennia bepalen. Samen met Constant, Anton Rooskens, Eugène Brands, Theo Wolvecamp en Jan Nieuwenhuis richtten zij in juli 1948 de Experimentele Groep op.
Niet de traditie, maar de mens in zijn meest zuivere en oorspronkelijke hoedanigheid, zonder de ballast van het culturele verleden, zou voortaan het referentiepunt zijn. Alle vormen van niet-figuratief experiment waren mogelijk. Jonge Nederlandse dichters onder wie Lucebert sloten zich aan. De directeur van het Stedelijk Museum, Willem Sandberg, was hun grote promotor.
Cobra kunstenaars betreden het Stedelijk Museum in Amsterdam met hun kunstwerken
Vooral Appel en Corneille zochten beiden naar een nieuwe vormentaal, los van vooroorlogse artistieke conventies en tradities. In 1947 brachten ze enige tijd door in Parijs. Appel leerde er de Art Brut van Jean Dubuffet kennen, evenals de schilderijen van geesteszieken die hij zag op een tentoonstelling in het gesticht St. Anne.
De spontaniteit en oerkracht die uit dit werk spraken gaven hem inspiratie. Kort daarop verschenen in zijn werk de eerste mens-dierwezens met grote hoofden en vragende ogen die de Cobrataal zo herkenbaar maakten.
Cobra kunstenaar Karel Appel in zijn atelier
Constant was de man van de internationale contacten. In 1946 had hij in Parijs de Deense experimentele kunstenaar Asger Jorn ontmoet, onder wiens invloed hij begon met het schilderen van fantasiedieren en mythische wezens. Jorn had contacten met Belgische avant-gardeschilders, onder wie Christian Dotremont.
In november 1948 reisden Constant, Appel en Corneille naar een conferentie in Parijs met experimentele Belgen, Denen, Fransen en Tsjechen. Het doel was de situatie van de avant-garde in deze landen te bespreken.
In de daaropvolgende jaren werd er koortsachtig samengewerkt met in 1949 als eerste duidelijke manifest de internationale CoBrA-tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Door groeiende onenigheid over principiële kwesties viel de groep in november 1951 uiteen.
Cobra kunst; Constant Nieuwenhuis, Fauna, 1949
Pas begin jaren zestig van de twintigste eeuw, toen enige voormalige Cobraleden zich internationaal begonnen te profileren, waarbij alleen zo nu en dan de term Cobra viel, kreeg ook de beweging als zodanig meer bekendheid zonder dat men nu precies wist wat zij inhield. Haar geschiedenis werd sindsdien uit het meest recente verleden opgediept.
Wie waren de belangrijkste Cobra Kunstenaars?
Hierbij een opsomming van de belangrijkste Cobra kunstenaars uit de verschillende landen. Uit Denemarken kwamen onder andere de Cobra kunstenaars: Asger Jorn, Egill Jacobsen, Carl-Henning Pedersen, Henry Heerup, Else Alfelt Ejler Bille en Mogens Balle. Uit Nederland kwamen onder andere: Karel Appel, Constant, Corneille, Eugène Brands, Anton Rooskens, Theo Wolvecamp, Jan Nieuwenhuys, Lucebert en Jan G. Elburg.
Cobra kunst; De Zondebok, 1961 van Theo Wolvecamp verkrijgbaar op Gallerease
Cobra kunstwerken bekijken of kopen
Over de hele wereld, maar vooral in vele Europese landen werd door de musea en door vele particuliere collectioneurs werk van Cobrakunstenaars aangekocht. Grote Cobra-collecties bevinden zich in Nederland in het Cobra Museum voor Moderne Kunst in Amstelveen en in het Stedelijk Museum van Amsterdam en Stedelijk Museum Schiedam.
Het Cobra museum in Amstelveen
In Denemarken bevind zich Cobra kunst in het Museum Jorn in Silkeborg; het Nordjyllands Kunstmuseum in Aalborg; het Statensmuseum for Kunst en het Arken Museum of Modern Art, beide in Kopenhagen en ook in het Louisiana Museum of Modern Art in Humlebæk.
In België bevind zich Cobra werk in het Museum voor Moderne Kunst, onderdeel van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel; in Duitsland in de Kunsthalle van Emden en in de VS in het Museum of Art (MOA/FL), Fort Lauderdale, Florida.